Overeenkomstenrecht

"Henk en zijn vrouw Hilde hebben een onverzorgde achtertuin. Na een vervelend ongeval met de motor kan Henk de tuin niet meer onderhouden. De buren vinden het geen gezicht en de onverzorgde tuin heeft voor de naaste buren die hun huis te koop hebben gezet een negatieve invloed op de verkoopbaarheid van hun woning. Henk besluit wat aan de tuin te doen en vraag tuinman Klaas langs te komen om een offerte uit te brengen.

Tuinman Klaas komt langs en inventariseert de wensen van Henk en Hilde. De volgende offreert Klaas om de achtertuin geheel te renoveren. Klaas zal de oude grasmat verwijderen en een nieuwe aanleggen, twee bomen verwijderen, een boom snoeien, een nieuwe boom planten, nieuwe bloemenperkjes aanleggen, struiken, planten en enkele mooie beelden plaatsen. Daarnaast legt hij een terras en een vijver aan. Hiervoor heeft hij ongeveer drie weken de tijd nodig en zal hij € 12.000 rekenen.

Na nog een overleg bij Henk thuis waarbij zij het plan doornemen gaat Henk mondeling akkoord. Een dag later volgt het schriftelijk akkoord van Henk conform de offerte van Klaas."

Volgens de wet komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en een aanvaarding daarvan. Wat zijn aanbod en aanvaarding juridisch eigenlijk en waar moeten zij aan voldoen?

Aanbod

Een aanbod is een voorstel van een wederpartij tot het sluiten van een overeenkomst. Het moet gericht zijn tot een natuurlijk persoon of rechtspersoon en het moet voldoende bepaalbaar zijn. Een aanbod houdt een '' handelen '' in. Een enkel ''ja'' van de partij waaraan het aanbod is gegeven is in beginsel voldoende om een overeenkomst tot stand te brengen.

Voldoende bepaalbaarheid

Om te spreken van een aanbod moet het de essentiële punten of hoofdzaken bevatten. Wat die precies zijn kan per type overeenkomst verschillen. Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen een ''uitnodiging tot het doen van een aanbod'' en "een aanbod" zelf.

Henk die in de geschetste situatie aan tuinman Klaas vraagt of hij zijn tuin wil opknappen en langs wil komen is een voorbeeld van een uitnodiging tot het doen van een aanbod net als het welbekende voorbeeld van het bordje ''te koop''. Tuinman Klaas die vervolgens specifiek aangeeft wat hij wil gaan doen, voor welke prijs en hoelang dit ongeveer gaat duren doet wel een aanbod. Het is immers bepaalbaar wat de overeenkomst inhoudt op hoofdzaken.

 

Onherroepelijk, herroepelijk, vrijblijvend aanbod

Een aanbod kan onherroepelijk, herroepelijk of vrijblijvend zijn. Van onherroepelijkheid is sprake als het aanbod tevens een termijn voor aanvaarding bevat en als onherroepelijkheid volgt uit de overeenkomst (bijvoorbeeld een optie) of uit de gewoonte. Het moment van ontvangst is beslissend voor het tijdstip waarop een verklaring inhoudende een aanbod in werking treedt.

Een onherroepelijk aanbod kan wel worden ingetrokken door een verklaring daartoe sneller/eerder bij de ontvangende partij te laten aankomen dan het onherroepelijke aanbod zelf. 
Een herroepelijk aanbod is te herroepen tot het moment dat de andere partij het aanbod heeft aanvaard. Een vrijblijvend aanbod kan, mits duidelijk in het aanbod vermeldt is dat het gaat om een vrijblijvend aanbod, direct na ontvangst van een aanvaarding door de andere partij, worden herroepen.

Na tijdsverloop vervalt een aanbod vanzelf. Dit kan aangegeven zijn in het aanbod zelf met een termijn. Een mondeling aanbod vervalt als het niet direct wordt aanvaard. Een schriftelijk aanbod vervalt als het niet aanvaard is binnen een redelijke termijn mocht er geen termijn gesteld zijn.

De aanvaarding

Aanvaarding kan in beginsel in elke vorm. Schriftelijk, mondeling, gebarend en in enkele gevallen zelfs stilzwijgend. Uit de aanvaarding moet voor de aanbiedende partij blijken en redelijkerwijs op te maken zijn dat de aanvaardende partij het aanbod wil aanvaarden. Het moet plaatsvinden zolang het aanbod nog van kracht is. 

De aanvaarding dient gericht te zijn tot de aanbiedende partij. Dat wat aanvaard wordt moet inhoudelijk in overeenstemming zijn met het aanbod. Wijkt een aanvaarding af van het aanbod dan is het een verwerping van het oorspronkelijke aanbod en geldt dit tevens als een nieuw aanbod, tenzij het slecht om een afwijking op ondergeschikte punten gaat. Als het gaat om een afwijking op ondergeschikt punten dan komt er een overeenkomst tot stand overeenkomstig de aanvaarding als de aanbieder niet direct bezwaar maakt tegen de afwijkingen in de aanvaarding. Als de aanvaarding de aanbieder bereikt komt de overeenkomst tot stand.

Wil en verklaring 

Aanbod en aanvaarding zijn beide rechtshandelingen. Dat betekent dat het handelingen zijn gericht op een verandering in de rechten en plichten. Om even terug te gaan naar het bovenstaande voorbeeld. Als tuinman Kees een aanbod doet aan Henk wil hij dat er een overeenkomst ontstaat, waarbij hij als prestatie de tuin bewerkt en Kees als tegenprestatie aan hem € 12.000 betaald. Er ontstaat over en weer een plicht tot iets en een recht op iets voor Kees en Henk. Hun verklarende handelingen, de aanbieding van Kees en de aanvaarding van Henk zijn daarop gericht. Wil en verklaring stemmen dus overeen.

Wil en verklaring van partijen stemmen meestal overeen, maar het kan voorkomen dat een partij aanvaard maar eigenlijk akkoord denkt te gaan met iets anders. Dat kan zijn door een typefout of een verspreking en op vele andere manieren. Partijen worden beschermd wanneer gerechtvaardigd is vertrouwd op de verklaring die is afgegeven door de ander. Anders zou iedereen natuurlijk overal op terug kunnen komen middels een beroep op geen overeenstemming tussen wil en verklaring. Bij geschillen over de inhoud van het overeengekomene en wat tussen partijen geldt is vaak beslissend wat deze personen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze uit elkaars gedragingen hebben mogen opmaken.

Aanneming van werk is een bijzondere overeenkomst waarbij de aannemer zich verbindt om voor een ander tegen betaling werk te realiseren. Bij aanneming van werk kan het gaan om grote klussen, maar ook om kleinere klussen zoals de installatie van een keuken of badkamer of het schilderen van de kozijnen. De aannemer komt juridisch gezien met de opdrachtgever overeen om tegen betaling een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en dit werk te leveren aan de opdrachtgever(s). 

Hierbij is van belang dat de aannemer geen werknemer mag zijn van de opdrachtgever; anders is er namelijk sprake van een arbeidsovereenkomst met de opdrachtgever c.q. werkgever. De opdrachtgever is verplicht de aannemer als tegenprestatie voor zijn of haar werk een vergoeding te betalen. 

Waardevergoeding

De opdrachtgever is verplicht een prijs te betalen voor de werkzaamheden die de aannemer voor hem/haar verricht. Hier zijn verschillende mogelijkheden voor:

  • een vooraf afgesproken bedrag; 
  • een vooraf besproken richtprijs; 
  • een uurtarief; 
  • een achteraf vast te stellen bedrag


Wanneer er geen (vaste) prijs is afgesproken, is de opdrachtgever verplicht een redelijke vergoeding te betalen aan de aannemer. Wat een redelijke prijs is, hangt af van wat de aannemer normaal gesproken rekent en aan wat hij of zij gepresteerd heeft.

Wanneer sprake is van een richtprijs, dan mag de uiteindelijke prijs wettelijk gezien niet meer dan 10 procent hoger liggen dan deze richtprijs, tenzij de aannemer op tijd aan de opdrachtgever laat weten dat de prijs hoger uitvalt. De opdrachtgever kan dan beslissen of het werk eenvoudiger of beperkter moet worden, zodat de eerder ingeschatte prijs alsnog aangehouden kan worden.  

Als de opdrachtgever besluit het werk te beperken of te vereenvoudigen, moet de aannemer zich hier -voor zover dit redelijk en mogelijk is - aanhouden. Dit geldt ook bij aanneemovereenkomsten waarvan de prijs afhankelijk is gesteld van de tijd waarin het werk wordt voltooid.


Vertraging en ontbinding

Wanneer voor een bepaalde opdracht een afspraak wordt gemaakt tussen een opdrachtgever en een aannemer, wordt er over het algemeen ook een opleverdatum overeengekomen. Soms gebeurt het dat al vóór de opleverdatum duidelijk wordt dat het werk niet op tijd of niet naar behoren kan worden voltooid. De opdrachtgever en aannemer moeten hier eerst onderling uit proberen te komen, maar dit lukt niet altijd. 

Wanneer partijen er niet onderling uit kunnen komen kan de opdrachtgever de rechter verzoeken de overeenkomst te ontbinden. Wanneer de reden van vertraging aan de opdrachtgever te wijten is, dan moet hij ook de rekening betalen. Wanneer de reden van vertraging echter aan de aannemer te wijten is, dan is vraag of de opdrachtgever de rekening moet betalen afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Wanneer de vertraging noch aan de aannemer, noch aan de opdrachtgever toegerekend kan worden, kan de rechter op verzoek van de aannemer de overeenkomst ontbinden. Voor een dergelijke ontbinding worden vaak bepaalde voorwaarden en gevolgen bepaald, waar de rechter over beslist. 

 

Kostenverhogende omstandigheden

Soms gebeurt het dat er tussen het aangaan van de overeenkomst en de oplevering omstandigheden optreden die tot gevolg hebben dat de kosten hoger zijn dan vooraf vastgesteld of begroot. In de algemene voorwaarden van de aannemer staat vaak dat onvoorziene kostenstijgingen en hogere kosten die ontstaan doordat de opdrachtgever onjuiste informatie heeft verstrekt, aan de opdrachtgever doorberekend worden. Uitzondering hierop zijn situaties waarin de aannemer had moeten weten dat de informatie onjuist was en de opdrachtgever hiervoor had moeten waarschuwen.  

Ook wanneer er geen clausule in de algemene voorwaarden staat om dat af te vangen en de kostenstijging buiten de schuld van de aannemer gebeurt, kan de aannemer de rechter vragen om de vergoeding van het project te verhogen. Een voorwaarde hiervoor is dat de aannemer ten tijde van het bepalen van de prijs niet op de hoogte was of kon zijn van de kostenstijgingen. In gevallen waarin de opdrachtgever de opdrachtnemer verzoekt kostenverhogende wijzigingen aan te brengen, moet de opdrachtnemer hier melding van maken, tenzij de opdrachtgever kon begrijpen dat het verzoek duidelijk kostenverhogend is.
 


Uitvoering onmogelijk

Wanneer het werk gedurende het proces kapot gaat of kwijt raakt, is voltooiing in sommige gevallen onmogelijk. Wanneer dit niet te wijten is aan de aannemer, moet de opdrachtgever ondanks het niet afgemaakte werk toch een deel van de afgesproken prijs betalen. Wanneer het werk verloren gaat vanwege grove schuld of opzet van de opdrachtgever, heeft de aannemer recht op het gehele bedrag minus het bedrag dat bespaard wordt aan materiaal en arbeidsuren.

Wanneer de prijs voor de opdracht afhankelijk is van de daadwerkelijk gemaakte kosten, wordt de vergoeding voor de aannemer in het geval van verlies door opzet of nalatigheid bij de opdrachtgever vastgesteld op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten, de arbeidsuren en de begrote winst over het gehele project.


Opzegging door opdrachtgever

De opdrachtgever heeft altijd de mogelijkheid de overeenkomst met de aannemer geheel of gedeeltelijk op te zeggen. De vergoeding wordt dan naar evenredigheid vastgesteld aan de hand van ofwel de gemaakte uren en kosten ofwel de arbeidsuren, het materiaal en de begrote winst.

Wanneer zijn algemene voorwaarden van toepassing? Algemene voorwaarden gelden pas als vóór het moment van offerte, opdrachtbevestiging of overeenkomst aangegeven wordt dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. Tevens geldt dat de partij die de overeenkomst aangaat vóór of bij het sluiten van de overeenkomst een kopie van de voorwaarden overhandigd krijgt zodat deze van de algemene voorwaarden kennis kan nemen. 
 
Hier kan de leverende partij voor zorgen door bijvoorbeeld bij iedere overeenkomst of opdrachtbevestiging de algemene voorwaarden standaard mee te zenden en deze door de wederpartij ondertekend te laten retourneren.


Expliciet van toepassing verklaren

Om algemene voorwaarden rechtskracht te geven, is toestemming nodig van de wederpartij. Deze moet verklaren dat hij of zij akkoord gaat met de algemene voorwaarden. Er is geen wettelijke eis over de wijze waarop deze toestemming moet worden verleend. Uitdrukkelijke instemming, zoals het ondertekend terugsturen van de voorwaarden, is uiteraard geldig, maar stilzwijgende toestemming óók.  
 
Stilzwijgende toestemming wordt bijvoorbeeld gegeven als de algemene voorwaarden meegestuurd worden in een e-mail, waarbij aangegeven wordt dat de wederpartij binnen een bepaalde termijn bezwaar moet maken tegen de geldigheid van de algemene voorwaarden of de manier waarop ze verstrekt zijn. 
 
Wanneer de wederpartij inderdaad bezwaar maakt, moet de gebruiker de algemene voorwaarden op een andere manier, zoals persoonlijk of per post, aan de wederpartij/ontvanger verstrekken. 


Kennisneming 

Volgens de wet zijn er drie mogelijkheden waarop men een wederpartij in de gelegenheid mag stellen om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, namelijk de volgende:

  1. ter hand stellen zoals omschreven in artikel 6:234 lid 1 sub a BW;

  2. ter inzage leggen zoals omschreven in artikel 6:234 lid 1 sub a BW;

  3. langs elektronische weg ter beschikking stellen.

 

Ter hand stellen 

Dit kan bijvoorbeeld door vóór of bij iedere overeenkomst of opdrachtbevestiging de algemene voorwaarden mee te zenden en deze door de wederpartij ondertekend te laten terugsturen. Algemene voorwaarden meesturen met de factuur is te laat, in dat geval zijn de algemene voorwaarden dan ook niet geldig. 

Het is acceptabel de algemene voorwaarden op de achterkant van de opdrachtbevestiging te drukken, maar hierbij moet men in het achterhoofd houden dat de wederpartij wel de gelegenheid moet krijgen kennis te nemen van de algemene voorwaarden. In de praktijk leidt dit in sommige gevallen tot problemen, doordat de algemene voorwaarden over het hoofd worden gezien. Het is in dit geval verstandig om in de opdrachtbevestiging (die ondertekend teruggestuurd moet worden) expliciet te vermelden dat ondertekening inhoudt dat de wederpartij kennis heeft genomen van de bijgevoegde algemene voorwaarden. 

De Hoge Raad vindt, in tegenstelling tot lagere rechters, dat de partijverklaring van ontvangst en acceptatie een bindende verklaring is. De verstrekker van de algemene voorwaarden moet wel rekening houden met eventueel tegenbewijs. De wederpartij kan direct na ondertekening van de opdrachtbevestiging een mededeling doen dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld. Dit kan de zaak een andere wending geven. 

Voor de wederpartij loont het de moeite te reageren op opdrachtbevestigingen en andere documenten waarin een dergelijke partijverklaring voorkomt, wanneer de algemene voorwaarden niet zijn bijgevoegd en dus niet ter hand zijn gesteld. Wanneer de wederpartij dit nalaat, loopt zij het risico haar rechten te verspelen wanneer zij een rechter de algemene voorwaarden ongeldig wil laten verklaren op grond van art. 6:233 sub b en 6:234 lid 1 sub a BW. 


Ter inzage leggen

In principe moeten algemene voorwaarden altijd ter hand gesteld worden volgens de hierboven beschreven manieren. Er bestaan echter uitzonderingsgevallen waarin de wetgever andere methoden toelaat, bijvoorbeeld wanneer ter hand stellen van dealgemenevoorwaardenredelijkerwijsniet mogelijk of zelfs onmogelijk is.  

Een voorbeeld van ‘redelijkerwijs niet mogelijk’ zijn de algemene voorwaarden van de NS: van de NS kan niet worden verwacht dat zij vóór of bij aankoop van ieder treinkaartje de algemene voorwaarden verstrekt. Het kan bijvoorbeeld ook voorkomen dat de algemene voorwaarden te omvangrijk zijn. In dit geval kan de verstrekker volstaan met het bij de wederpartij aangeven dat de voorwaarden ter inzage liggen, bijvoorbeeld op het kantoor van de verstrekker, bij de Kamer van Koophandel of bij de griffie van de rechtbank. De wederpartij moet in dit geval desgevraagd kosteloos een kopie van de voorwaarden toegestuurd krijgen. 


Elektronisch ter beschikking stellen

Als de overeenkomst elektronisch tot stand komt, moeten de algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomt aan de wederpartij langs elektronische weg ter hand of ter beschikking worden gesteld. Dit moet op een zodanige wijze geschieden dat de wederpartij de algemene voorwaarden kan opslaan en op een later tijdstip kan raadplegen. 
 
Wanneer dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dient vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend te worden gemaakt waar zij de algemene voorwaarden kan inzien. Ten slotte moet ook in deze situatie medegedeeld worden dat de algemene voorwaarden op verzoek kosteloos aan de wederpartij worden toegezonden. 
  
 

Voorbeelden onjuiste terhandstelling (elektronisch)

  • Aangeven dat de wederpartij de algemene voorwaarden via een zoekopdracht op het internet kan vinden; en/of 

  • het keuzevakje met ‘ik ga akkoord met de algemene voorwaarden’ vooraf al aanvinken; en/of 
  • de voorwaarden zodanig tonen dat de wederpartij ze niet kan opslaan of afdrukken; en/of 
  • een pop-up laten zien met algemene voorwaarden. Veel mensen maken gebruik van programma’s die pop-ups blokkeren, zij zijn dan niet in de gelegenheid kennis te nemen van de algemene voorwaarden.

 

Voorbeelden juiste terhandstelling (elektronisch)

  • Bij de opdrachtbevestiging de keuzemogelijkheid ‘ik ga akkoord met de algemene voorwaarden’ geven dat aangevinkt kan worden, met hierbij een duidelijke link naar de algemene voorwaarden; 
  • de voorwaarden aanbieden op zodanige wijze dat ze opgeslagen kunnen worden en later nog toegankelijk zijn. Een afzonderlijke webpagina of een PDF-bestand dat kan worden opgeslagen of geprint is toereikend; en 
  • wanneer per e-mail een offerte wordt toegezonden: het bijvoegen van de algemene voorwaarden, zodanig dat deze kunnen worden opgeslagen. Het is ook mogelijk bij een niet elektronisch gesloten overeenkomst te verwijzen naar de online voorwaarden, maar dit is slechts geldig met instemming van de wederpartij. Dit is niet vereist voor volledig elektronisch gesloten overeenkomsten.

 

Tussen bedrijven (B2B)

Voor opdrachten tussen een bedrijf en een particulier zijn er beperkingen gesteld aan wat er in de algemene voorwaarden mag staan. Er zijn lijsten beschikbaar waarin deze onredelijke voorwaarden uiteengezet worden. Voor algemene voorwaarden die van toepassing zijn op overeenkomsten tussen bedrijven gelden deze beperkingen niet. Desondanks moeten ook de algemene voorwaarden van bedrijf tot bedrijf voldoen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, zodat onredelijk bezwarende clausules voor de wederpartij niet afdwingbaar kunnen zijn. 

Wees erop bedacht dat voor algemene voorwaarden die van toepassing zijn op overeenkomsten met bedrijven gevestigd in het buitenland, de hierboven genoemde regels over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden niet gelden. In die gevallen moet de verstrekker zijn algemene voorwaarden altijd van tevoren ter hand stellen aan de buitenlandse wederpartij. 


Battle of forms

Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing wanneer beide partijen ieder hun eigen algemene voorwaarden van toepassing verklaren? Op deze vraag geeft de wet in artikel 6:225 BW antwoord. De algemene voorwaarden waarnaar het eerst wordt verwezen zijn van toepassing, tenzij deze door de wederpartij uitdrukkelijk van de hand worden gewezen. 

Wie bij het aanbod tot het aangaan van de overeenkomst haar algemene voorwaarden toezendt, kan een afwachtende houding aannemen. Deze partij is immers de eerste, zodat in beginsel zijn/haar voorwaarden gelden. 

Wanneer is er sprake van "uitdrukkelijk van de hand wijzen"? Een simpele verwijzing door de wederpartij naar de eigen algemene voorwaarden is hiervoor niet voldoende. Zelfs als de algemene voorwaarden van de wederpartij een zogenaamde "afweerclausule" bevatten - wat betekent dat de voorwaarden van de wederpartij niet gelden - hoeft dat niet voldoende te zijn. 

Slechts wanneer de wederpartij, onder verwijzing naar haar eigen algemene voorwaarden, uitdrukkelijk aangeeft dat de door u van toepassing verklaarde algemene voorwaarden voor haar niet acceptabel zijn, zijn deze niet van toepassing. 

De mededeling moet duidelijk aan de eerste partij (de persoon die als eerst zijn algemene voorwaarden van toepassing heeft verklaard en aan de voorwaarden heeft voldaan zoals hierboven beschreven) worden gericht, met expliciet de vermelding van de naam van het bedrijf. De mededeling dient op dusdanige wijze te geschieden dat deze de eerste partij niet kan ontgaan. Een voorgedrukt regeltje onderaan het briefpapier wordt bijvoorbeeld sneller over het hoofd gezien, en geldt dus niet als een expliciete afwijzing. 

Door het niet aanvaarden van de algemene voorwaarden verwerpt de wederpartij eveneens het aanbod tot het aangaan van een overeenkomst. Er komt dan vooralsnog geen overeenkomst tot stand. De wederpartij moet dus de nodige voorzichtigheid in acht nemen bij het van de hand wijzen van uw algemene voorwaarden. De overeenkomst kan natuurlijk wel tot stand komen wanneer de eerste partij verklaart in te stemmen met de algemene voorwaarden van de wederpartij.

Een systeemkast die gevuld blijkt te zijn met een paar bakstenen is een bekende uit de lange lijst met trucjes die oplichters gebruiken om hun slachtoffers geld afhandig te maken. Een verkoper die opzettelijk onjuiste informatie over essentiële punten verstrekt kan hiermee ook de koper misleiden. Helemaal niets zeggen over bepaalde eigenschappen van een product leidt niet zonder meer tot bedrog.
Van bedrog zal pas sprake kunnen zijn als de verkoper wist of moest weten dat de koper belang had bij de verzwegen informatie. Buiten deze kunstgrepen (bakstenen in een systeemkast, opzettelijk verzwijgen of bewust onjuiste informatie verstrekken) zijn er talloze andere kunstgrepen die leiden tot een geslaagd beroep op bedrog met alle gevolgen van dien.


 

Categorieën van bedrog

1)   Opzettelijk onjuiste mededeling

Voor bedrog is één onjuiste mededeling voldoende. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met opmerkingen waar niet al te veel waarde aan gehecht moet worden. Aan een algemene opmerking van een verkoper op de markt die van mening is dat zijn tomaten van de beste kwaliteit zijn of een advertentie in de plaatselijke krant met opzettelijk onjuiste mededelingen om zoveel mogelijk mensen te bewegen producten te kopen, hoeft men niet veel waarde te hechten. Wanneer de verkoper van een woning zegt dat het dak een maand is gerenoveerd en achteraf niet waar blijkt te zijn is er duidelijk sprake van een onjuiste mededeling die een beroep op bedrog rechtvaardigt.

2)   Opzettelijke verzwijging

Hierbij gaat het om dingen die gezegd moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld voortvloeien uit de zorgplicht van bijvoorbeeld een financieel of hypotheek adviseur. Iets moeten zeggen is wat anders dan iets vergeten waarvan men weer dat kennis daarvan niet van doorslaggevende betekenis is. Het probleem bij deze kunstgreep is dat de benadeelde moet bewijzen dat iets opzettelijk verzwegen is. Wat uiteraard erg lastig is aangezien verkopers klanten op onverwachte momenten (telefonisch) benaderen. 

3)   Andere kunstgrepen

Wat onder andere kunstgrepen kan worden verstaan is bijvoorbeeld het valselijk opmaken of vervalsen van (officiële) stukken, het opgeven van een valse of andermans naam en adres, een valse hoedanigheid aannemen (uitgeven voor taxateur, arts of advocaat terwijl diegene die bevoegdheid niet heeft. 


Geslaagd beroep op bedrog

Bedrog, dwaling en misleiding lijken erg veel op elkaar. Het doel bij deze vormen van wilsgebreken is dat de ene partij de ander (het slachtoffer) opzettelijk op basis van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst laat sluiten die het slachtoffer bij juiste voorstelling van zaken niet zou sluiten. Om een beroep op bedrog te laten slagen moet worden voldaan aan de volgende 2 voorwaarden:

  1. Opzet om de ander te misleiden.
     
  2. Causaal verband; de bedrogene zou zonder het bedrog de rechtshandeling niet of niet onder dezelfde voorwaarden hebben verricht.

 


Opzet

De eerste van de twee cumulatieve voorwaarden is opzet. Opzet op zichzelf is lastig te bewijzen omdat een ander dan de persoon die opzettelijk iets doet niet makkelijk kan vaststellen of iets expres gedaan is of niet. Gelukkig valt hier ook ‘voorwaardelijke opzet’ onder. Dit houdt in dat wanneer iemand zich bewust is van de aanmerkelijke kans dat zijn bedrog de ander tot een voor hem nadelige rechtshandeling toe zal zetten en hij dit gevolg voor lief neemt, er aan het opzetvereiste is voldaan. Hier wordt aansluiting gezocht bij wat een redelijk denkend mens onder gelijke omstandigheden moet of behoort te weten.


Causaal verband

Bij deze voorwaarde moet duidelijk zijn dat wanneer de persoon op de hoogte was van de juiste feiten en omstandigheden dat hij of zij de overeenkomst nooit zou aangaan. 


Is er bij bedrog een onderzoeksplicht?

Bij bedrog geldt geen onderzoeksplicht. Er is met andere woorden geen enkele rechtvaardiging bij bedrog. Ook niet door te stellen dat dat het slachtoffer door een "simpel" onderzoek had kunnen vaststellen dat de feiten of mededelingen niet juist waren. Het zou onredelijk zijn om een bedrieger te beschermen omdat de ander minder kennis heeft, beter had moeten opletten of gewoon van naïef is. Wanneer een persoon wordt bijgestaan door een deskundige is de kans op een geslaagd beroep op bedrog kleiner. Waardoor de deskundige op grond van wanprestatie kan worden aangesproken door het slachtoffer. 


Gevolgen van bedrog; vernietigbaarheid

Bij bedrog kan de overeenkomst of de rechtshandeling buiten rechte vernietigd worden. Uiteraard kan de bedrogene de rechter (in rechte) verzoeken de overeenkomst te vernietigen. Na vernietiging wordt de rechtshandeling geacht nooit te zijn uitgevoerd. De overeenkomst heeft als het ware ook nooit bestaan. Na deze vernietiging ontstaat er een soort ongedaanmakingsverbintenis die tot doel heeft dat partijen alles wat zij over en weer geleverd hebben terug moeten geven of krijgen. De rechter kan niet op eigen houtje vaststellen dat een rechtshandeling vernietigd moet worden omdat er sprake is van het wilsgebrek; bedrog. Een ander effect is bijvoorbeeld dat de verkoper bij vernietiging van de verkoop van zijn of haar woning hij of zij altijd eigenaar van de woning is gebleven. Naast vernietiging kan de rechter op verzoek de overeenkomst aanpassen.

Piet koopt in 1994 een huis van Jan. Aan de voorzijde van de woning bevindt zich een omheind stuk grond van ongeveer 12 vierkante meter. Bij de vraag van Piet of dat stuk grond bij het huis hoort, antwoordde Jan dat hij dat wel mag hopen aangezien hij dat niet anders weet en zich ook altijd heeft gedragen als eigenaar. Jan vertelt dat hij als enige gebruik maakt van dat stuk grond, hij onderhoudt de grond en heeft er enkele jaren geleden zelfs hekjes omheen geplaatst. Piet was laaiend enthousiast en kocht de woning van Jan. In 2010 hoorde hij van een kennis dat het stuk grond mogelijk aan iemand anders toebehoort. De kennis vertelde daarbij dat de eigenaar zijn of haar eigendom op kan komen eisen. Piet vraagt zich nu af of hij de eigenaar is van de grond. Niemand heeft zich immers bij hem of bij de vorige eigenaar als eigenaar gemeld en het stuk grond opgeëist. 
 
Bij lang gebruik van andersmans grond kan de gebruiker na verloop van tijd eigenaar van de grond worden als voldaan is aan bepaalde voorwaarden. Wanneer de eigenaar van de grond niet binnen een bepaalde tijd eist dat de gebruiker zijn grond teruggeeft, dan verjaart het recht om de grond terug te eisen. Hiermee wordt de bezitter na verloop van tijd bevrijd van het recht dat iemand zijn of haar zaak kan komen opeisen. Omdat niemand dan het recht meer heeft de grond op te eisen, wordt de gebruiker automatisch eigenaar. Er vindt dus een eigendomsoverdracht plaats wanneer de eigenaar een periode heeft zitten slapen en geen actie heeft ondernomen. Wat zijn de voorwaarden waaronder iemand eigenaar kan worden en hoe kan de eigenaar dit kan voorkomen?  
 
Allereerst moet er onderscheid gemaakt worden tussen twee vormen van (fictieve) "eigendomsoverdracht" door verloop van tijd. De wet kent twee vormen van verwervende (acquisitieve) verjaring: 

 

  • Verkrijgende verjaring door een onafgebroken bezit te goeder trouw gedurende drie jaar voor roerende zaken die niet- registergoederen zijn en verkrijgende verjaring door een onafgebroken bezit te goeder trouw gedurende tien jaar voor andere goederen (registergoederen zoals een erfdienstbaarheid, een woning of een bedrijfspand).
  • Bevrijdende (extinctieve) verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit waarbij de goede trouw niet relevant is. In dit geval verloopt het recht van de eigenaar om zijn eigendom op te eisen na verloop van tijd. Wanneer de termijn verlopen is om de zaak terug te eisen is bijvoorbeeld de fietsendief "bevrijd" van een eigenaar die zijn fiets juridisch mag terugeisen. 

De wet over bevrijdende verjaring

Om door verkrijgende verjaring eigenaar te worden moet aan een aantal in de wet genoemde voorwaarden worden voldaan. De wet zegt bijvoorbeeld dat wanneer je iets bezit op het moment waarop de rechtsvordering waarbij de eigenaar zijn eigendom opeist niet meer ingeroepen kan worden, jij eigenaar wordt van datgene wat je onder je hebt. Dit geldt ook als je wist je dat hetgeen jij onder je hebt niet op een eerlijke manier is verkregen. Wanneer jij bijvoorbeeld weet dat je een fiets niet eerlijk hebt verkregen, dan ben jij juridisch gezien bezitter te kwader trouw en niet bezitter te goeder trouw. Wanneer je bezitter bent te goeder trouw dan is de verjaringstermijn 10 jaar. Ben je bezitter te kwader trouw dan bedraagt deze termijn 20 jaar. In elk geval ben je dus na 20 jaar eigenaar van een goed als je niet kunt bewijzen dat je bezitter te goeder trouw bent. De dikgedrukte woorden zijn belangrijk om vast te stellen of iemand aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor bevrijdende verjaring. Deze voorwaarden worden hieronder toegelicht. 

1. Bezit

Juridisch gezien is de bezitter de persoon die een zaak voor zichzelf houdt en niet voor een ander doordat hij bijvoorbeeld de huurder is van een DVD of gebruik mag maken van een stuk landbouwgrond op basis van een huurovereenkomst c.q. een pachtovereenkomst. Als bezitter heb je ook de feitelijke macht over bijvoorbeeld de grond. Jij mag bepalen of er een schuur op het stuk grond gebouwd wordt of dat er een zwembad wordt aangelegd. Je hoeft los van de wet geen rekening te houden met wat anderen willen dat er met de grond gebeurt. Als je huurder of pachter bent van de grond ben je houder en heb je deze vrijheid niet. Je houdt de grond tegen een vergoeding voor een ander en mag niet zomaar iets veranderen zonder toestemming van de eigenaar. Een huurder van een auto mag er veel mee doen, maar hij mag de auto in principe niet op eigen initiatief een andere kleur geven, inruilen of verkopen. Wanneer iemand een stuk grond bijvoorbeeld huurt, pacht of als vruchtgebruiker houdt, dan is hij houder en geen eigenaar. In dit geval kan hij niet transformeren naar eigenaar omdat hij bijvoorbeeld al 30 jaar houder is. Is iemand eenmaal houder, dan blijft hij houder, tenzij hij de grond na verloop van tijd koopt. In dat geval vervalt het houderschap en wordt hij bezitter. Verkrijgen door tijdsverloop zit er niet in voor een huurder, pachter of vruchtgebruiker, omdat je als huurder, pachter of vruchtgebruiker geen bezitter maar houder bent. Je houdt namelijk op grond van een overeenkomst voor een ander; namelijk voor de eigenaar. Bezitter (houden voor jezelf) en houder (houden voor iemand anders) zijn in deze alinea dus twee verschillende rechtsfiguren. Alleen de bezitter kan zich beroepen op verjaring. Een huurder of pachter niet. 
 
Omdat de bezitter wordt geholpen door de wet, moet de eigenaar proberen te bewijzen dat er geen sprake is van bezit, maar slechts van houderschap. De bezitter wordt volgens de wet vermoed rechthebbende (eigenaar) te zijn, waardoor de bewijslast bij de eigenaar ligt. Voor de eigenaar is het dus belangrijk te bewijzen dat degene die eigenaar zegt te zijn geworden slechts houder voor de eigenaar was en om die reden nooit kan transformeren naar eigenaar. Wanneer de eigenaar een schriftelijk stuk kan overleggen zoals een overeenkomst, verklaring of erkenning (doordat er periodiek een betaling wordt gedaan als huur of canon) is hij snel klaar. Dit wordt lastig als deze stukken niet voorhanden zijn, maar er slechts mondeling afspraken zijn gemaakt. 
 
Als jij vindt dat je door verjaring eigenaar bent geworden, moet je bewijzen dat jij al zoveel jaren bezitter bent van het stuk grond. Een aantal voor anderen waarneembare feiten kunnen je helpen bij deze bewijslevering. Denk hierbij aan: 
 

  • De betrokkenheid van de bezitter; 
  • Het onderhoud dat verder gaat dan slechts het vervangen, het bijplanten of bijknippen van planten; 
  • Belasting betalen over het stuk grond; 
  • De toegankelijkheid tot het stuk grond; 
  • Een andere feiten die mee kunnen helpen om vast te stellen of iemand zich ook als bezitter heeft gedragen.  

  

Een aantal manieren waarop je iets in bezit krijgt:  
 

  • Inbezitneming - door iets binnen je macht te krijgen; dit kan door een zaak of goed zo af te zetten of te plaatsen dat alleen jij er nog bij kan. Een voorbeeld is een stuk grond afschermen met een schutting of gewoon ordinair een portemonnee in je binnenzak te stoppen waardoor anderen er niet zomaar bij kunnen; 
  • Bezitsoverdracht - een ander in staat stellen macht uit te oefenen over de zaak, bijvoorbeeld door de zaak te verkopen (overdragen onder bijzondere titel); 
  • Opvolging onder algemene titel - erfopvolging, boedelmenging of opvolging in het vermogen van een rechtspersoon die heeft opgehouden te bestaan. 

 

2. Rechtsvordering

Wat is nu precies een rechtsvordering die de wet bij bevrijdende verjaring voor ogen heeft? Bij verkrijgende en/of bevrijdende verjaring gaat het om de rechtsvordering die het beëindigen van het bezit of onderbreking van de verjaringstermijn tot doel heeft. Dit doet de eigenaar door zijn bevoegdheid te gebruiken die de wet hem geeft. Een eigenaar kan namelijk te allen tijde zijn zaak, die iemand anders zonder recht houdt, opeisen. Deze rechtsvordering verjaart na 20 jaar. Wanneer deze termijn verlopen is, kan hij de zaak niet meer opeisen. Dit doordat de bezitter na de verjaringstermijn, zonder dat hier iets bijzonders voor gedaan moet worden, eigenaar is geworden. De vorige eigenaar kan de zaak dus niet meer opeisen of een verklaring van recht afdwingen.

 

3. Te goeder trouw?

In tegenstelling tot verkrijgende verjaring hoeft bij deze vorm van verjaring de bezitter niet te goeder trouw te zijn (geweest). Dus iemand die weet of moest weten dat hij onterecht zich 20 jaar lang als bezitter voordeed, wordt ook eigenaar van de grond. 'Landjepik' is dus mogelijk als de eigenaar maar lang genoeg slaapt. De persoon die te lang niks van zich laat horen, wordt als het ware door de wet gesanctioneerd. Het is de eigenaar die zijn recht tot terugvordering of verklaring van recht verliest en niet de bezitter te kwader trouw die zich wel of niet meer kan beroepen op bevrijdende verjaring.

 

4. Verjaringstermijn bevrijdende verjaring

De verjaringstermijn voor bevrijdende verjaring bedraagt hier 20 jaar. Deze termijn van verjaring van een rechtsvordering, die tot doel heeft het beëindigen van het bezit van de niet-rechthebbende, begint te lopen op de dag nadat degene bezitter is geworden. In het geval van koper Piet is dit de dag nadat hij de sleutel van de woning heeft gekregen en daardoor alleen de macht kon uitoefenen over het bij de woning gelegen stuk grond. Wanneer deze dag niet bekend is, dan begint de termijn van verjaring te lopen op de dag na de dag waarop de eigenaar de beëindiging van onrechtmatig bezit had kunnen eisen/vorderen.

 

4.1. Stuiting 

Wanneer vaststaat dat iemand iets van een ander in bezit heeft, kan de eigenaar zijn of haar zaak opeisen. Dus vanaf het moment dat de zaak opgeëist kan worden, begint de verjaringstermijn te lopen. In het eerder aangehaalde voorbeeld gaat de termijn lopen op de dag na de sleuteloverdracht. Dit omdat dat de dag is waarop Piet bezitneemt van de grond en op deze dag theoretisch gezien de opeising kan plaatsvinden. Deze termijn kan steeds gestopt of afgebroken worden waardoor er vanaf de stuiting een nieuwe termijn begint te lopen. Juridisch wordt het afbreken of stoppen van een verjaringstermijn 'stuiting' genoemd. Stuiting van een verjaring kan op verschillende manieren plaatsvinden. 

  • Bezitsverlies; 
  • Daad van rechtsvervolging; 
  • Schriftelijke aanmaning en erkenning. 
 
4.1.1.  Door (on)vrijwillig bezitsverlies 

Het mag duidelijk zijn dat de termijn afgebroken wordt wanneer de bezitter de zaak vrijwillig teruggeeft aan de eigenaar. Wanneer de bezitter de zaak doorgeeft aan een ander dan de eigenaar loopt de verjaringstermijn gewoon door. De termijnen van verschillende bezitter worden voor bij elkaar opgeteld. In de voorbeeldcasus is het dus erg belangrijk om te weten hoe lang Jan als bezitter van de zaak kon worden aangemerkt, aangezien hij enkele maanden voor de verkoop de grond heeft afgezet (en voor zover dit naast de andere handelingen voldoende reden is zijn voor het in bezit nemen).  
 
Verlies van bezit kan ook onvrijwillig gebeuren. Elke dag worden vele mensen slachtoffer van onvrijwillig bezitsverlies. Bijvoorbeeld doordat hun fiets is gestolen. Uiteraard kan ook een dief of een ander die andermans fiets in zijn bezit heeft slachtoffer worden van fietsendiefstal. Deze gebeurtenis doet, anders dan bij vrijwillig bezitsverlies aan een ander dan de eigenaar, de verjaringstermijn wel eindigen, tenzij de persoon die de fiets verloren is deze binnen een jaar weer in zijn bezit weet te krijgen. Bijvoorbeeld door de fiets terug te stelen, terug te vinden of doordat de fiets wordt teruggebracht omdat de bezitter de gestolen fiets binnen een jaar heeft teruggeëist. 
 
Bij het eerdergenoemde voorbeeld, waarbij Piet een woning koopt van Jan, kan het zijn dat de gemeente of een andere eigenaar met een grote graafmachine een eind maakt aan de bezitneming van Piet. Piet weigert echter de grond terug te geven. Dat betekent dus dat Piet binnen een jaar de grond kan terugeisen omdat hij de grond onvrijwillig heeft verloren. Wanneer de grond na een procedure terug wordt gegeven aan Piet wordt geacht dat de verjaringstermijn niet is onderbroken door inneming door de gemeente of een andere eigenaar.

 

4.1.2.  Door een daad van rechtsvervolging 

De verjaring kan ook gestuit worden door een daad van rechtsvervolging. De nog niet voltooide verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging. Dit kan onder andere gebeuren door: 

  •  het uitbrengen van een dagvaarding; 
  •  het indienen van een verzoekschrift; 
  •  het inleiden van arbitrage; 
  •  het indienen van een vordering ter verificatie in een faillissement;   
  •  het leggen van derdenbeslag; 
  •  een handeling strekkend tot het verkrijgen van bindend advies. 

NB: wanneer de vordering uiteindelijk niet slaagt, wordt de stuiting geacht niet te hebben plaatsgevonden, tenzij de eis binnen zes maanden voorgelegd wordt aan de rechter en deze de vordering uiteindelijk wel toewijst.  
 

4.1.3.  Daad van rechtsvervolging en ingebrekestelling 

De verjaring kan ook gestuit worden door een schriftelijke mededeling. De mededeling moet dan wel inhouden dat de eigenaar zijn eigendom terugeist. Bovendien moet deze mededeling binnen 6 maanden gevolgd worden door een daad van rechtsvervolging zoals in alinea 4.1.2. is beschreven. Een daad van rechtsvervolging kan achterwege blijven wanneer de persoon die bezit heeft genomen van andermans zaak erkent dat de zaak van de andere partij is (de persoon die de zaak opeist). Wanneer de binnen 6 maanden ingestelde vordering wordt afgewezen of als er binnen 6 maanden helemaal geen daad van rechtsvervolging is ingesteld, dan wordt de stuiting geacht niet te hebben plaatsgevonden en is de verjaringstermijn niet gestuit.  
 
De erkenning kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden. Een letterlijke erkenning is niet vereist, omdat elke handeling die objectief gezien blijk geeft van erkenning voldoende is. Bewijsrechtelijk gezien is het aan te raden de erkenning op een of andere manier vast te leggen. 
 

4.2.  Aanvang nieuwe verjaringstermijn  

Nadat een lopende verjaringstermijn afgebroken is vanwege bezitsverlies of gestuit, begint er een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De nieuwe verjaringstermijn is 5 jaar waardoor het de vraag is of het handig is om te stuiten. Wanneer er niet gestuit wordt, is de verjaringstermijn 20 jaar. Ook bij stuiting betekent het voor de bezitter niet dat door de stuiting de termijn van 20 jaar wordt verkort naar 5 jaar vanaf het moment van stuiting. De termijn van 20 jaar is een ijzeren termijn waar geen afbreuk aan wordt gedaan door een geldige stuiting. 
 
Wanneer een eis wordt voorgelegd aan de rechter betekent dit dat de verjaringstermijn al is gestuit op het moment dat de eis wordt ingesteld (daad van rechtsvervolging). De stuiting eindigt pas op het moment dat de eis door de rechter wordt toegewezen, ook al is na het instellen van de daad van rechtsvervolging een nieuwe verjaringstermijn verstreken.  
 
Op het moment dat de rechter de eis van de eigenaar toewijst, begint opnieuw een verjaringstermijn te lopen. Deze verjaringstermijn gaat alleen over de termijn waarbinnen de eigenaar zijn recht (zoals in het vonnis is erkend) mag uitvoeren. Vanaf de uitspraak heeft de gemeente of een andere eigenaar 20 jaar de tijd om het stuk grond van Piet terug te eisen, tenzij Piet al eigenaar is geworden omdat de gemeente na 20 jaar pas reageert (wanneer de termijnen van Jan en Piet bij elkaar opgeteld worden kan het zijn dat het bezit al meer dan 20 jaar bij een ander ligt dan bij de gemeente of een andere eigenaar). Stuiting van deze verjaring leidt ook tot stuiting van de verkrijgende verjaring.  

Gevolgen van de verjaring 

Zoals aan het begin van dit artikel is aangegeven, leidt het bereiken of het voltooien van de verjaringstermijn tot eigendomsovergang (de bezitter verkrijgt de zaak wegens de bevrijdende of verkrijgende verjaring. De bevrijdende en de verkrijgende verjaring werken van rechtswege; er hoeven geen (extra) handelingen te worden verricht om dit eigendomsrecht geldend te maken. Wanneer een partij na de verjaringstermijn eist dat de zaak wordt teruggegeven en de bezitter weet niet dat hij eigenaar is geworden, kan zelfs de rechter op eigen houtje vaststellen dat de vordering niet slaagt omdat de eiser niet meer de eigenaar is van de zaak. Wanneer iemand geen eigenaar wil worden, dan moet hij zorgen dat hij houder wordt voor de eigenaar door een huurovereenkomst aan te gaan. Wanneer de verjaringstermijn al is verlopen kan geen afstand worden gedaan van de verkregen eigendom. Met het verkrijgen van het eigendom gaan ook alle lasten die aan de zaak verbonden zijn mee over op de nieuwe eigenaar. Wanneer deze lasten erg hoog zijn kan men zich voorstellen dat de verkrijger de zaak liever kwijt is dan rijk. Om van de zaak afstand te doen, moet de bezitter de zaak officieel overdragen aan de vorige eigenaar of aan een ander.  
 
Wanneer iemand tien jaar na voltooiing van de verjaringstermijn erachter komt dat hij de eigenaar is van een zaak, dan geldt de verkrijging met terugwerkende kracht met alle rechten en plichten van dien. Voor de nieuwe eigenaar is het verstandig zijn verkrijging in te schrijven in de openbare registers zodat het voor anderen ook kenbaar is dat hij de eigenaar is. Deze inschrijving is overigens niet verplicht. Voor de inschrijving moet een notariële verklaring worden opgemaakt waarin het aan hem toebehorende registergoed staat vermeld. Ook kan (lees: maar dit hoeft niet bij gebrek aan deze informatie) in die verklaring opgenomen zijn wie de zaak door verjaring verloren is en of de vorige eigenaar de overdracht heeft betwist (ook dit hoeft niet wanneer deze informatie ontbreekt). De notaris moet verklaren of alle betrokken partijen hebben ingestemd met de inschrijving, of verklaren dat er genoeg stukken voorhanden zijn waaruit afgeleid kan worden dat de verjaring een feit is. Wanneer dit niet zo is, moet hij verklaren dat niet iedereen instemt of dat hij niet kan afleiden dat de verjaringstermijn voltooid is. Deze laatste verklaring komt in het register van voorlopige aantekeningen. Wanneer de verzoeker het niet eens is met de beslissing dat zijn bezit niet wordt opgenomen in de openbare registers, kan deze de bewaarder van de registers dagvaarden voor de president van de rechtbank en in kort geding de rechter vragen te beslissen dat het stuk wel moet worden ingeschreven. 

Page 1 of 2