Uitkeringen en bijstand

Met kinderbijslag betaalt de overheid mee aan de kosten die horen bij de opvoeding van een kind. U kunt kinderbijslag krijgen voor uw eigen kinderen, aangehuwde kinderen of pleegkinderen.

Recht op kinderbijslag

U heeft recht op kinderbijslag voor kinderen jonger dan 16 jaar die tot uw huishouden behoren of voor kinderen jonger dan 18 jaar die u in belangrijke mate onderhoudt.

Bij kinderen jonger dan 16 jaar wordt automatisch aangenomen dat zij door u in belangrijke mate worden onderhouden, indien de kinderen tot uw huishouden behoren. Bij jongeren tussen de 16 en 18 jaar geldt een ‘onderhoudseis’. U moet het kind in belangrijke mate onderhouden. Hierbij wordt gekeken naar uw onderhoudsbijdrage en het inkomen van uw kind.

Daarnaast bestaat alleen recht op kinderbijslag voor jongeren tussen de 16 en 18 jaar oud, wanneer:

  • Uw kind voltijds dagonderwijs volgt (zonder te spijbelen);
  • Uw kind al een startkwalificatie heeft; of
  • Uw kind vrijgesteld is van de onderwijsplicht, bijvoorbeeld wanneer uw kind door ziekte of handicap geen opleiding kan volgen.

 

Hoogte

De wetgever onderscheidt drie leeftijdscategorieën:

  • 0-5 jaar: 70% van het basiskinderbijslagbedrag.
  • 6-11 jaar: 85% van het basiskinderbijslagbedrag.
  • 12-18 jaar: 100% van het basiskinderbijslagbedrag.

Heeft uw kind intensieve zorg nodig? Bijvoorbeeld omdat uw kind een handicapt heeft of ziek is, dan kunt u recht hebben op dubbele kinderbijslag. U komt in aanmerking voor dubbele kinderbijslag indien uw kind ouder dan 3 jaar is, thuiswonend is of een advies heeft van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

Aanvraag

De Sociale Zekerheidsbank is verantwoordelijk voor de uitbetaling van Kinderbijslag. Kinderbijslag moet worden aangevraagd bij de geboorte van uw eerste kind of bij vestiging in Nederland en hoeft dus maar één keer te worden aangevraagd.

 

De Anw is een risicoverzekering. Iedereen die in Nederland woont of werkt is verzekerd voor de Anw. De nabestaanden hebben recht op de uitkering. De Anw kent twee soorten uitkeringen, te weten de nabestaandenuitkering en de wezenuitkering.

Nabestaandenuitkering

De nabestaande kan de echtgenoot zijn van de overledene, de geregistreerde partner en de ongehuwde meerderjarige die en gezamenlijk huishouden voerde met de overledenen. Ook kan een voormalig echtgenoot aanspraak maken op een nabestaandenuitkering. Voorwaarde hiervoor is dat de overledene alimentatie betaalde aan de voormalig echtgenoot. Door het overlijden valt de alimentatie weg en de nabestaandenuitkering komt hiervoor in de plaatst.

In de volgende gevallen heeft een nabestaande recht op uitkering:

  • De nabestaande heeft een kind dat de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en het kind valt onder zijn/haar huishouden.
  • De nabestaande is ten minste 45% arbeidsongeschikt.

De nabestaandenuitkering is 70% van het minimumloon. De uitkering bedraagt 50% van het minimumloon, wanneer de nabestaande en gezamenlijk huishouding voert met een hulpbehoevende. Ook wanneer de nabestaande zijn hoofdverblijf deelt met een volwassenen wordt de uitkering teruggebracht tot 50%. De inkomsten van de nabestaande wordt op de uitkering in mindering gebracht (inkomenstoets). Inkomen uit arbeid, zoals loon en winst worden buiten beschouwing gelaten.

Wezenuitkering

De wezenuitkering hangt af van de leeftijd. Een kind jonger dan 16 jaar dat door het overlijden van zijn vader en/of moeder geen ouders meer heeft, heeft recht op een wezenuitkering. Een voorwaarde  voor deze uitkering is dat het kind voldoet aan de verplichtingen van de Leerplichtwet totdat hij of zij 21 jaar oud is.

 

Aanvraag

De Anw wordt uitgevoerd door de Sociale Zekerheidsbank. De uitkering wordt maandelijks uitbetaald.

 

De AOW biedt voor iedere Nederlander een basispensioen. Ook mensen die in Nederland werken heeft recht op AOW. De hoogte van dit pensioen komt overeen met het sociaal minimum. Als iemand geen volledig pensioenopbouw heeft weten te realiseren krijgt diegene een korting op zijn pensioen van 2% voor elk niet-verzekerd jaar. Om dit te voorkomen, kan u zich vrijwillig verzekeren.

Een alleenstaande pensioengerechtigde ontvangt 70% van het minimumloon. Een gehuwde ontvangt 50% van het minimumloon. Onder ‘gehuwd’ valt ook het geregisterd partnerschap en meerderjarigen die een gezamenlijk huishouden met elkaar voeren. Als u in het buitenland woont krijgt u 50% van het minimumloon. Dit geldt voor zowel gehuwde als voor alleenstaande.

Ingangsdatum AOW

De ingangsdatum van de AOW gaat geleidelijk omhoog tot 67 jaar. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd jaarlijks opnieuw vastgesteld. Voor de verhoging van de AOW-leeftijd wordt er gekeken naar de gemiddelde leeftijdsverwachting. Is de gemiddelde leeftijdsverwachting gestegen, dan gat de AOW-leeftijd met drie maanden omhoog.

 

Aanvraag

De AOW geschiedt doorgaans op aanvraag bij de Sociale Zekerheidsbank en wordt maandelijks uitbetaald.

 

De WW is een werknemersverzekering. U moet dus werknemer zijn om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering. De WW kent drie voorwaarden.

  • U moet verzekerd zijn. Iedere werknemer is in beginsel verzekerd.
  • U moet werkloos zijn. Een werknemer is werkloos indien hij een minimum aantal arbeidsuren heeft verloren waarover hij geen recht op loon heeft en beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. Een werknemer moet minimaal 5 arbeidsuren hebben verloren. Het gemiddelde aantal arbeidsuren wordt vergeleken met het aantal verloren arbeidsuren. Het verschil moet minimaal 5 arbeidsuren zijn.
  • Referte-eis. U moet in een periode van 36 weken voordat u werkloos bent geworden, minimaal 26 weken arbeid hebben verricht.

 

Hoogte

De eerste twee maanden ontvangt u 75% van uw maandloon. Vanaf de derde maand bedraagt de uitkering 70% De werkloosheidsuitkering duurt tussen de 3 en 24 maanden.

Sollicitatieplicht

Wanneer u een WW-uitkering geniet heeft u een sollicitatieplicht. Ook bent u verplicht om passend arbeid te aanvaarden. Wanneer u zich niet houdt aan de sollicitatieplicht wordt uw uitkering gedurende vier maanden verlaagd met 25%. Wanneer u weigert passend werk te aanvaarden dan wordt uw uitkering blijvend verlaagd.

Aanvraag

Het UWV is verantwoordelijk voor de WW-uitkering. Een WW-uitkering kunt u online aanvragen vanaf 1 week voordat u werkloos wordt. Vraag uw WW-uitkering uiterlijk 1 week na uw laatste werkdag aan. Vraagt u uw WW-uitkering later aan, dan krijgt u tijdelijke een lagere uitkering.

Het kan zijn dat u als werknemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt of volledig arbeidsongeschikt bent. De mate waarin u arbeidsongeschikt bent, is van invloed op de regelingen die op uw situatie van toepassing zijn.

In 2005 is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (de WIA) in werking getreden. Hierin is de uitkering bij arbeidsongeschiktheid geregeld, die geldt na de loondoorbetalingstermijn van 104 weken. Deze wet volgt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (de WAO) op. Het grote verschil met de oude wet, is dat het accent vooral bij werken ligt. Er wordt gekeken wat de werknemer nog wél kan en er wordt meer aan gedaan om deze (gedeeltelijk) aan het werk te houden.

De WIA onderscheidt drie maten van arbeidsongeschiktheid:

  • Minder dan 35% arbeidsongeschikt;Een werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ontvangt geen WIA-uitkering. Deze werknemer blijft in dienst bij de werkgever, maar dat wil niet zeggen dat hij nergens recht op heeft. Hij wordt aangemerkt als arbeidsgehandicapt en kan op verschillende manieren aanspraak maken op subsidie en/of andere ondersteuning die het blijven verrichten van arbeid ondersteunen.
  • Minimaal 35% arbeidsongeschikt maar minder dan 80% arbeidsongeschikt, óf minimaal 80% arbeidsongeschikt maar niet duurzaam arbeidsongeschikt;Een werknemer die minimaal 35% maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is, óf die minimaal 80% arbeidsongeschikt is maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is, valt onder de WGA (Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten).
  • Minimaal 80% én duurzaam arbeidsongeschikt.Een werknemer die 80% of meer arbeidsongeschikt is, valt onder de IVA.

De WIA-keuring

De instelling die over de WIA-keuring gaat, is het UWV. Daar wordt gekeken of u recht hebt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Een WIA-uitkering moet u zelf aanvragen wanneer de wettelijke loondoorbetalingstermijn van 104 weken bijna verloopt. Na anderhalf jaar ontvangt u daarover een brief van het UWV en doorgaans moet u de aanvraag indienen vóór de 91ste week.

Het UWV gaat eerst na of de werkgever en de werknemer voldoende gedaan hebben aan re-integratie. Aan het einde van het tweede ziektejaar wordt er een re-integratieverslag gemaakt. Het UWV beoordeelt op basis van dit verslag of de werkgever en werknemer voldoende inspanningen hebben verricht. Dit wordt de “poortwachterstoets” genoemd. Bij deze toets staat het resultaat voorop. Het UWV acht het resultaat bevredigend als de werknemer na twee jaar ziekte in een functie werkt die aansluit bij zijn resterende functionele mogelijkheden, of in een functie waarin hij minimaal 65% van het eerdere loon verdient. Als hieraan is voldaan, wordt de WIA-aanvraag in behandeling genomen.

Als het resultaat onbevredigend is doordat de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen dan wordt de WIA-aanvraag opgeschort en legt het UWV de werkgever een loonsanctie op. Door deze sanctie wordt de loondoorbetalingsplicht van de werkgever met maximaal 52 weken verlengd. Als het resultaat onbevredigend is doordat de werknemer zich niet voldoende heeft ingespannen, wordt zijn WIA-uitkering tijdelijk verlaagd.

Als de betrokken partijen voldoende inspanning hebben geleverd om de werknemer aan de slag te krijgen en de behoefte aan een arbeidsongeschiktheidsuitkering blijft desondanks bestaan, dan nodigt het UWV de werknemer uit voor een onderzoek. De WIA-keuring bestaat uit drie onderdelen:

  • Er vindt eerst een gesprek plaats met de verzekeringsarts van het UWV en wanneer nodig, ook een uitgebreid onderzoek. In dit eerste deel van de WIA-keuring wordt gekeken wat precies de beperkingen zijn die het gevolg zijn van de ziekte of aandoening. Het kan zijn dat de verzekeringsarts al direct de werknemer aanmerkt als volledig arbeidsongeschikt maar meestal worden ook de volgende onderdelen van de WIA-keuring doorlopen.
  • Na het gesprek en/of onderzoek bij de verzekeringsarts wordt bij de WIA-keuring de situatie bekeken door een arbeidsdeskundige. Deze gaat na welke functies er nog mogelijk zijn met de beperkingen die de verzekeringsarts heeft vastgesteld. Uit de geselecteerde functies moet de arbeidsdeskundige minimaal 3 functies kiezen. Deze functies moeten samen minimaal 9 arbeidsplaatsen vertegenwoordigen. Het loon van de middelste functie is het loon dat de arbeidsongeschikte in theorie nog kan verdienen. Dit wordt zijn “restverdiencapaciteit” genoemd.
  • Op basis van de mate dat de verdiencapaciteit is verminderd, wordt de arbeidsongeschiktheid vastgesteld.

Als de arbeidsdeskundige niet minimaal drie functies kan vinden die de werknemer nog gewoon uit zou kunnen voeren dan geldt de werknemer als volledig arbeidsongeschikt. Voor iedereen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt op basis van de functies die hij of zij nog uit zou kunnen voeren het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld. Mocht u het niet eens zijn met de uitkomst van de WIA-keuring, dan heeft u de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de uitslag. Dit moet doorgaans binnen zes weken gebeuren.


Hoogte van de WIA-uitkering

De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige bepalen in welke mate u arbeidsongeschikt bent. In welke arbeidsongeschiktheidsklasse u wordt ondergebracht, is bepalend voor de hoogte van de WIA-uitkering.

Voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, is er de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (de IVA). Deze bedraagt tot 75% van het laatstgenoten loon.

Voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, dus mensen die tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt zijn óf mensen die meer dan 80% maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn, geldt de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (de WGA).

De WGA bestaat uit een loongerelateerde uitkering en een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering. De hoogte van de loongerelateerde uitkering is in de eerste twee maanden 75% van het laatstgenoten loon en in de daaropvolgende maanden 70% daarvan. De duur van deze loongerelateerde uitkering is gebaseerd op het arbeidsverleden en ligt tussen de 3 maanden en 38 maanden.

De loonaanvullingsuitkering en de vervolguitkering worden in principe uitgekeerd tot de pensioengerechtigde leeftijd. De loonaanvullingsuitkering bedraagt 70% van het verschil tussen het laatstgenoten loon en de restverdiencapaciteit. De vervolguitkering bestaat uit een percentage van het minimumloon en kan dus behoorlijk laag uitvallen. Iemand die een vervolguitkering ontvangt, kan soms dit bedrag wat ophogen met bepaalde toeslagen.